donderdag 2 augustus 2012

China town in Londen

Ligt het aan mij, of komen ze werkelijk overal voorbij? Hoe hard je ook probeert, je ontkomt gewoon niet aan ze. Als onkruid dat toch weer in dat mooie hoekje van de tuin omhoog kruipt. De chinezen op de Olympische Spelen, daar heb ik het over. 
Dat ze met tafeltennis en badminton oppermachtig zijn, daar was ik al wel van op de hoogte. Maar ga eens een dagje achter de TV zitten en je ziet ze krioelen, ze winnen overal terrein. De Ding Ning's, Jao's en Ye's vliegen je om de oren. Zelfs bij een sport als roeien waarvan je denkt: weten ze daar überhaupt het bestaan van af in China? Ja, dat weten ze. 
Ik zou nu een lovend stukje kunnen schrijven over dat het zo knap is van die Chinezen. dat ze als ze wat willen het blijkbaar ook weten te bereiken. Dat ze het beste sportland ter wereld zijn - de Amerikanen even daar gelaten. De waarheid is echter dat ik geen zin heb in een lofzang. Dat ik me - mag ik dat zeggen - er mateloos aan irriteer dat ze op zoveel vlakken domineren. En waar dat mee te maken heeft? Ik weet niet. Misschien wel met het feit dat ik me nu eenmaal minder verbonden voel met het Aziatische land. Misschien wel doordat ik me er ook al aan erger dat die Chinezen die niet goed genoeg waren, dan maar bij ons komen sporten. 
Vooral heeft het denk ik te maken met het ontbreken van passie. Ze stralen niet uit dat ze van hun sport houden. Natuurlijk komt een sporter voor goud, maar waar Edith ook kan juichen om brons, zul je dat een Chinees niet snel zien doen. Het gaat om prestatie, je land niet laten falen. Ergens in mij kruipt zelfs een gedachte omhoog dat er in China een commissie aan het werk is, die een algemene groep sporters random ergens bij een sport indeelt. Alles om op alle vlakken oppermachtig te worden. Geef mij dan gewoon maar het brons van Edith en de 47.88 van Verschuren. Zij stralen pure passie voor hun sport uit. Natuurlijk balen ze, maar we waarderen hun prestaties. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten